
Jurisprudentie
AQ5372
Datum uitspraak2004-07-15
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1341-03 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1341-03 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Het hof is van oordeel dat de notaris - in de afhandeling van een nalatenschap - op enkele punten slordig heeft gehandeld.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 15 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 1341/2003 NOT van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANTE,
gemachtigde: [naam],
t e g e n
[geïntimeerde],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante, verder te noemen klaagster, heeft bij een op 16 december 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 25 november 2003 waarbij de door klaagster tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, ingediende klacht ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 20 januari 2004 een aanvullend verzoekschrift ingekomen.
1.3. Ter griffie van het hof is van de zijde van de notaris op 4 maart 2004 een brief ingekomen waarin hij aangeeft geen verweerschrift te zullen indienen.
1.4. Op 19 april 2004 is ter griffie een brief ingekomen van de gemachtigde van klaagster waarin hij aangeeft dat het beroep gericht is tegen de kamer en niet tegen de notaris, bovendien wordt vermeld dat hij voor enige weken afwezig zal zijn.
1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 mei 2004. Klaagster is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen. De notaris is, vergezeld van zijn boekhouder, de heer T.G. Geuze, verschenen. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in haar beslissing van 25 november 2003 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Kort samengevat verwijt klaagster de notaris dat hij bij de afrekening van de verkoop van de woning aan de Keizersgracht 470 te Amsterdam onzorgvuldig te werk is gegaan. In het bijzonder verwijt klaagster de notaris dat, zoals blijkt uit de nota van afrekening d.d. 30 november 2000, de huuropbrengst over de dagen 29 en 30 november 2000 tussen koper en verkoper is verrekend, terwijl de erfgenamen de hypotheek tot eind november 2000 hebben betaald zonder dat daaromtrent een voorstel tot verrekening van de zijde van de notaris is gedaan.
4.2. Voorts beklaagt klaagster zich over de renteberekeningen met betrekking tot de opbrengst ad fl. 2.336.034,32 van de verkoop van de woning. Klaagster stelt zich op het standpunt dat er rente vergoed dient te worden vanaf het moment dat de koopsom telefonisch is overgemaakt op 29 november 2000 en niet vanaf 1 december 2000. Klaagster stelt zich tevens op het standpunt dat de notaris het geldbedrag eerder dan 28 december 2000 op een rentedragende depositorekening had moeten storten. Het rentebedrag ad € 329,85, dat de notaris heeft aangeboden vindt klaagster onredelijk laag.
4.3. Tevens verwijt klaagster de notaris dat hij de woning aan de Schoterlandseweg 50 te Nieuwehorne ten onrechte op de successieaangifte heeft geplaatst.
4.4. Ook verwijt klaagster de notaris dat de depositorekening vanaf 28 mei 2001 niet is verlengd, zodat vanaf die datum geen rente is verkregen. Alhoewel de notaris voorgesteld heeft dit renteverlies te compenseren onder aanbieding van een bedrag van € 3.163,34 inclusief administratiekosten van 0, 27%, acht klaagster het aangeboden bedrag niet acceptabel, omdat de berekening van de administratiekosten niet kenbaar zijn gemaakt aan de erfgenamen. Bovendien acht klaagster in dit verband een rente van 0,5% veel te laag en is zij van mening dat de van de notaris ontvangen specificaties over de berekende rente gebrekkig zijn opgesteld en haar geen inzicht erin verschaffen hoe de notaris tot deze berekeningen heeft kunnen komen. Naar de mening van klaagster heeft de notaris deze berekeningen willekeurig opgesteld.
4.5. Tenslotte beklaagt klaagster zich over de einddeclaratie van de notaris d.d. 31 december 2002. In het bijzonder klaagt zij er over dat volgens de specificatie van de werkzaamheden de kosten zoals opgevoerd op de declaratie niet in de juiste verhouding tot elkaar staan.
5. Het standpunt van de notaris
5.1. De notaris betwist gedeeltelijk de stellingen van klaagster. Ten aanzien van de klacht over de afrekening van de verkoop heeft de notaris betoogd dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht, aangezien het transport niet door hem is verzorgd, maar door een andere notaris, mr. R.D. Bos.
5.2. Ten aanzien van de datum van overboeking van de koopsom heeft de notarisgesteld dat hij op 1 december 2000 het geld op de kantoorrekening heeft ontvangen. Vanaf die datum is de rente gaan lopen. De notaris diende van dat geld nog een aantal betalingen te verrichten, in verband waarmee hij pas op 28 december 2000 het geld op een depositorekening heeft kunnen storten. Het rentepercentage dat wordt vergoed over bedragen op een rekening-courant, zoals in het onderhavige geval, bedroeg op dat moment 0,5.
5.3. De notaris betreurt het dat de woning te Nieuwehorne op de successieaangifte is geplaatst. Dit is een fout zijnerzijds, welke fout inmiddels is hersteld door een herziene aangifte.
5.4. De notaris erkent dat het niet verlengen van de depositorekening vanaf 28 mei 2001 slordig is en berust op een misverstand binnen zijn kantoor. De notaris heeft een bedrag ad € 3.163,34 aangeboden als rentevergoeding. Dit rentebedrag is berekend aan de hand van een gemiddeld rentepercentage.
Eveneens erkent de notaris dat de specificatie van de renteberekeningen niet op de manier zoals de notaris heeft gedaan aan klaagster had behoren te worden toegezonden. De notaris heeft echter gemeend op deze manier klaagster inzicht in de berekeningen te verschaffen. De notaris betreurt het dat een en ander niet goed is verlopen.
5.5. Ten aanzien van de declaratie merkt de notaris op dat de omschrijvingen van de werkzaamheden standaardomschrijvingen zijn. Er is bij het opstellen van de eindnota gekeken naar de werkzaamheden van de afwikkeling van de nalatenschap. Hierin is een fout geslopen. De notaris heeft de fout erkend en later gecorrigeerd.
6. De beoordeling van de klacht
6.1. Het tegen de notaris gerichte klachtonderdeel met betrekking tot de nota van afrekening inzake de huuropbrengst is ongegrond. Deze nota van afrekening is immers opgesteld door notaris mr. R.D. Bos met betrekking tot een ten overstaan van die notaris verleden akte.
6.2. Klaagster richt verder in de onderhavige zaak een groot aantal verwijten aan het adres van de notaris voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap van A. Westerdijk-van Heel. De klachtonderdelen betreffen veelal de renteberekeningen dan wel het rentepercentage met betrekking tot de opbrengst ad fl. 2.336.034, 32 van de verkoop van het pand aan de Keizersgracht.
Het betoog van klaagster dat de rente berekend dient te worden vanaf 29 november 2000 in plaats vanaf 1 december 2000, zal het hof niet volgen. Naar zeggen van de notaris is de koopsom pas op 1 december 2000 op zijn rekening bijgeschreven, zodat op die datum de rente is gaan lopen. Het hof acht dit klacht onderdeel ongegrond.
6.3. Het verwijt van klaagster dat de woning aan de Schoterlandseweg 50 te Nieuwehorn, foutief op de successieaangifte is vermeld, faalt. Het betreft hier een concept-successieaangifte, waardoor de mogelijkheid tot herstel van een eventuele omissie aanwezig is. Hoewel het hof dit klachtonderdeel ongegrond acht, is het hof van oordeel dat deze handelwijze van de notaris niettemin als slordig dient te worden aangemerkt.
6.4. Het hof zal daarentegen klaagster wel volgen in de klacht dat de notaris het geldbedrag eerder dan 28 december 2000 op een rentedragende deposito rekening had moeten storten. Het verweer van de notaris dat hij nog betalingen van deze rekening diende te verrichten doet daaraan niet af. Het hof acht dit klachtonderdeel gegrond.
6.5. Voor zover klaagster klaagt over het niet tijdig verlengen van de depositorekening vanaf 28 mei 2001 is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld. Hoewel de notaris deze gang van zaken betreurt laat deze handelwijze onverlet dat het hof ook dit klachtonderdeel gegrond acht.
6.6. Dit geldt echter niet voorwat betreft het – naar de mening van klaagster - willekeurige berekenen van het rentepercentage van de door de notaris voorgestelde rentevergoeding. Het hof acht een dergelijke renteberekening redelijk. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.7. Eveneens ongegrond is het klachtonderdeel dat ziet op het zonder mededeling vooraf in rekening brengen van administratiekosten; waar ervan moet worden uitgegaan dat de notaris deze informatie niet opzettelijk heeft achtergehouden acht het hof dergelijk handelen wel slordig, doch niet tuchtrechtelijk laakbaar.
6.8. Tenslotte is het hof van oordeel dat het klachtonderdeel met betrekking tot de rekenfout in zijn declaratie wederom een voorbeeld is van de slordige werkwijze van de notaris. Dat de notaris de fout erkend heeft doet daar niet aan af. Het hof acht ook dit klachtonderdeel gegrond.
6.9. De vraag ligt thans voor of de notaris voor zijn laakbaar handelen een maatregel dient te worden opgelegd. Het hof is van oordeel, nu de notaris heeft verklaard de onjuistheid van zijn handelen te betreuren en er alles aan gedaan heeft - voor zover mogelijk - om zijn slordigheden te herstellen, dat een maatregel niet op zijn plaats is. Het hof zal dan ook geen maatregel opleggen.
6.10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.11. Gelet op het bovenstaande zal het hof, nu het zich met de beslissing van de kamer niet kan verenigen, de beslissing vernietigen, behoudens voor wat betreft de vaststelling van de feiten.
6.12. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 25 november 2003 behoudens voor wat betreft de vaststelling van de feiten;
- verklaart de klacht zoals hiervoor onder 6.4., 6.5. en 6.8. omschreven gegrond en voor het overige ongegrond, zonder oplegging van een maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Rang en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 15 juli 2004.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE AMSTERDAM
BESCHIKKING van 25 november 2003 inzake de klacht nummer K 22/03 van:
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster,
gemachtigde: [naam],
tegen:
[naam],
notaris te [plaats],
beklaagde.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klachtbrief met bijlagen bij de kamer ingekomen op 15 mei 2003,
- antwoordbrief van 4 juni 2003,
- repliek 25 juni 2003,
- dupliek 18 juli 2003.
De klacht is behandeld ter openbare zitting van 28 oktober 2003, waar de notaris is verschenen vergezeld van de op zijn kantoor werkzame boekhouder, de heer T. Geuze. Klaagster en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
De notaris heeft zijn standpunt ter zitting toegelicht.
2. DE FEITEN
a. Op 24 september 2000 is [naam] overleden. Klaagster is de dochter van de echtgenoot van erflaatster uit een eerder huwelijk. De echtgenoot van erflaatster is vooroverleden. Bij testament heeft erflaatster haar vijf kinderen en klaagster tot erfgenamen benoemd. De notaris is boedelnotaris.
b. Op 29 november 2000 heeft ten overstaan van notaris mr R.D. Bos te Amsterdam het transport plaatsgevonden van de tot de boedel behorende onroerende zaak aan de Keizersgracht 470 te Amsterdam. De klachten betreffen de wijze waarop de notaris vervolgens het transport financieel en juridisch heeft afgehandeld.
3. DE BEOORDELING VAN DE KLACHT
3.1. Het eerste klachtonderdeel betreffende de in de concept nota van afrekening opgenomen post “bankkosten telefonische overboeking” behoeft geen verdere behandeling, nu klaagster met de uitleg ter zake door de notaris akkoord is gegaan, zodat dit klachtonderdeel als ingetrokken kan worden beschouwd.
3.2. Het tweede klachtonderdeel houdt in dat blijkens de nota van afrekening de huuropbrengst over de dagen 29 en 30 november 2000 tussen koper en verkoper zijn verrekend, terwijl de erfgenamen de hypotheek tot eind november 2000 hebben betaald zonder dat daar een voorstel tot verrekening voor is gedaan.
Dienaangaande geldt dat de notaris terecht heeft opgemerkt dat de afrekening van de verkoop niet door hem, maar door de notaris die het transport heeft verzorgd, is opgesteld. In deze klacht is klaagster dan ook niet ontvankelijk. Ten overvloede merkt de kamer nog op dat de notaris ter zake terecht heeft opgemerkt dat de vergelijking tussen deze twee verrekenposten mank gaat. Teruggave van teveel betaalde aflossing hypotheek is afhankelijk van door de bank gehanteerde voorwaarden, een feit waar de notaris buiten staat en geen invloed op kan uitoefenen, terwijl verrekening van de huuropbrengst afhankelijk is van het tussen koper en verkopers overeengekomene.
3.3. De opbrengst van de verkoop van het pand aan de Keizersgracht bedroeg f. 2.336.034,32. Veel klachtonderdelen betreffen de renteberekeningen dan wel het lage rentepercentage met betrekking tot (een deel van) dit bedrag.
Pas op 1 december 2000 verschijnt de koopsom op de rekening en verantwoording van de notaris, terwijl het bedrag op 29 november telefonisch is overgemaakt op de rekening van de met het transport belaste notaris. Klaagster vraagt zich af op welke rekening het bedrag is overgemaakt en waar de rente-opbrengst over die twee dagen is gebleven.
Klaagster verwijt de notaris dat hij het bedrag pas per 28 december 2000 op een rentedragende depositorekening heeft gesteld. De notaris heeft klaagster ter zake voorgehouden dat hij vanwege het feit dat hij betalingen van de rekening diende te verrichten, het bedrag niet eerder rentedragend kon uitzetten. Klaagster acht dit standpunt onjuist. Vanwege de protesten van klaagster heeft de notaris over deze periode alsnog een rentebedrag van € 329,85 aangeboden. Klaagster vindt dit optreden van de notaris onbetamelijk en het aangeboden bedrag onredelijk laag.
Voorts vindt klaagster het een verregaande slordigheid van de notaris dat vanaf 28 mei 2001 de depositorekening niet is verlengd, zodat vanaf die datum geen rente is verkregen. Over die periode heeft de notaris een bedrag ad € 3.163,34 aan rente aangeboden. Blijkens een specificatie van dit bedrag zitten daar administratiekosten bij inbegrepen van 0,27 %. Aan de erfgenamen is berekening van deze kosten nooit kenbaar gemaakt. Klaagster acht dit eveneens onbetamelijk. De rente blijkt bovendien slechts 0,5 % te zijn, met welke laag rentepercentage klaagster zich niet kan verenigen.
De van de notaris ontvangen specificaties over de berekende rente zijn in de visie van klaagster beneden de maat, daar deze gebrekkig zijn en geen duidelijke informatie opleveren. De berekeningen zijn willekeurig en lijken opgesteld naar eigen inzicht van de notaris.
3.4. De kamer oordeelt ten aanzien van de onder 3.3. genoemde klachtonderdelen als volgt.
De koopsom is naar zeggen van de notaris pas op 1 december 2000 op zijn rekening bijgeschreven, zodat de rente niet reeds op 29 november is gaan lopen. Deze uitleg komt de kamer aannemelijk voor.
Wat het verzuim van de notaris betreft ten aanzien van het eerder storten van het geld op een deposito-rekening en ten aanzien van de verlenging van deze rekening na 28 mei 2001 is de kamer genoegzaam gebleken dat de notaris deze gang van zaken betreurt. Hij heeft getracht de zaak op te lossen door een rentevergoeding aan te bieden. Voor zover dit aanbod een percentage van 0,5 % bedraagt, komt de kamer zulks mager voor. Ook kan de kamer zich niet vinden in het standpunt van de notaris dat het niet mogelijk was het geld vanwege te verrichten betalingen eerder op een rentedragende rekening te storten. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris ter zake niet juist heeft gehandeld.
Ten aanzien van de in de visie van klaagster willekeurige renteberekeningen heeft de notaris aangevoerd dat een gemiddelde van de rentepercentages is genomen, hetgeen de kamer redelijk acht.
Het berekenen van administratiekosten zonder klager daarover in kennis te stellen komt de kamer onzorgvuldig voor. Nu er echter geen aanwijzingen zijn dat de notaris deze informatie opzettelijk heeft achtergehouden, wordt deze gedraging niet tuchtrechtelijk laakbaar geacht.
Ten aanzien van de specificaties geldt dat deze - ook in de visie van de notaris - geen schoonheidsprijs verdienen. Het toesturen van dergelijke specificaties kan als ongelukkig worden aangemerkt.
De kamer is ten aanzien van de klachtonderdelen over de rente van oordeel dat de notaris niet in alle opzichten juist heeft gehandeld, maar acht dit handelen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet dermate ernstig dat dit als klachtwaardig moet worden beschouwd.
De klachtonderdelen zijn gelet op het vorenstaande ongegrond.
3.5. Het verwijt van klaagster dat de notaris in het concept successie-aangifte onder baten foutief een woonhuis te Nieuwehorn heeft opgenomen, kan ook niet slagen.
Deze onjuiste vermelding dient naar het oordeel van de kamer te worden gekwalificeerd als een vergissing en betreft bovendien een vermelding in een concept. Dit handelen is niet klachtwaardig. Het klachtonderdeel is ongegrond.
3.6. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de notaris een rekenfout in zijn declaratie heeft gemaakt geldt dat dit een slordigheid betreft die vanzelfsprekend voorkomen dient te worden, maar niet dusdanig ernstig is dat de notaris ter zake tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
3.7. Er zijn geen termen voor toewijzing van de door klaagster gevraagde vergoeding door de notaris voor de werkzaamheden, die zij dan wel haar echtgenoot in deze zaak heeft verricht, nu erfgenamen geacht worden in een nalatenschap op te treden zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen.
3.8. Gelet op het bovenstaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De kamer van toezicht:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2003 door mr M.Y.C. Poelmann, voorzitter, mr M. Bijkerk, mr A.J.W.M. van Hengstum, mr B. Korthals Altes en mr E.R.S.M. Marres, leden, in tegenwoordigheid van mr M.C.E. Steketee, secretaris.
mr M.C.E. Steketee, mr M.Y.C. Poelmann,
secretaris. voorzitter.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam (postbus
1312, 1000 BH Amsterdam) binnen 30 dagen na de dag van verzending van de aangetekend verzonden kennisgeving.